Wat als... nog niet alles uitgevonden was?

‘Dit wordt de meest gigantische uitvinding van de 21e eeuw! We worden schatrijk, Carl ouwe jongen.’ Professor James Rootledge, zonder twijfel een van de grootste wetenschappers van zijn generatie, leunde voldaan achterover in zijn zetel en liet de ijsblokjes in zijn whiskyglas rinkelen. De man tegen wie hij praatte, was zijn weldoener en boezemvriend Carl Epsteinn, kleinzoon en enige erfgenaam van het Epsteinn Imperium, een Amerikaans conglomeraat met zoveel macht en geld dat zelfs het vermogen van president-elect Donald Trump erbij verbleekte. 
Epsteinn lachte luid. Grapjes over geld amuseerde hem altijd, zeker wanneer ze door Rooty werden gemaakt, die toen ze elkaar leerden kennen met een beurs in Oxford studeerde en moest overleven op een karig studentenbudget. De twee mannen waren complete tegenpolen en werden onafscheidelijk. Zelfs nu, bijna dertig jaar later, financierde Epsteinn het onderzoekswerk van Rootledge, die dankzij een aanzienlijke donatie aan Princeton University door het Epsteinn Science Advancement Fund, een leerstoel voor het leven had gekregen in de Department of Chemistry.
 
‘Leg me nog eens uit wat je nieuwe uitvinding precies is, Rooty.’ Epsteinn mocht dan wel een economisch genie zijn, van scheikunde had hij geen pap gegeten. Nu ja, een economisch genie was hij eigenlijk ook niet. Aan het hoofd staan van een imperium was niet zo moeilijk als het leek. De grootste beslissingen die hij op jaarbasis moest nemen was welke nieuwe helikopter hij ging kopen, en wie hem mocht vergezellen op zijn jacht in Saint Barts of bij het skiën in Aspen.
‘De lange of de korte uitleg?’ vroeg Rootledge. ‘En vul mijn glas nog eens bij.’
‘Doe maar de korte en hou het simpel.’ Hij wandelde naar de bar en vulde het glas van zijn vriend bij. Zelf dronk hij geen whisky. Zeker niet on the rocks. Hij hield het liever bij gin en tonic zonder ijs.
‘We hebben in mijn lab het meest fenomenale genotsproduct aller tijden ontwikkeld. Het is gewoon ongelooflijk. Ik ben als bij mirakel op het idee gestoten, maar het heeft wel een tweetal jaren zwaar werk gevergd om het op punt te zetten. We brengen namelijk een cocktail van chemische stoffen bij elkaar die nog nooit in combinatie met elkaar gebruikt zijn tot nu toe. Moet ik er een paar uitleggen?’
‘Doe maar. Dan weet ik eindelijk waar mijn dollars naartoe zijn gegaan.’
‘Om te beginnen is er acetonitril, een organische verbinding die als oplosmiddel gebruikt wordt in insecticiden. Dan is er acroleïne, een actieve stof die in industriële processen gebruikt wordt voor de productie van biociden.’
‘Wat zijn dat ook alweer?’
‘Daar kan je organismen mee doden.’
‘Juist ja. Ga door.’
‘Ammoniak ken je natuurlijk. Benzeen waarschijnlijk ook.’
Carl knikte. Hij vond het nu al gevaarlijk klinken.
‘Een genotsmiddel, zei je? Ben je daar wel zeker van?’ Hij grijnsde. ‘Ga door.’ 
‘Verder zit er ook fenol in. Toxisch uiteraard, maar we gebruiken kleine hoeveelheden. Ook formaldehyde kan irritaties van ogen, keel, neus en longen veroorzaken, maar wanneer de gebruikers niet te lang blootgesteld worden, zal het wel geen kwaad kunnen. Er zal onvermijdelijk koolmonoxide vrijkomen bij het gebruik, maar dat is kleur- en reukloos, dus dat zal wel geen problemen opleveren. Ook het methaanzuur dat vrijkomt zullen we wel kunnen verbergen. Het is een sterk irriterende stof, maar we weten er wel weg mee. We steken er ook methanol in, dat in feite een brandalcohol is die gebruikt wordt bij de fabricatie van antivries en harsen en zo, maar aangezien we het combineren met het ontsmettingsmiddel propionaldehyde reduceren we de gevaren tot een minimum. Tenzij bij herhaaldelijk gebruik natuurlijk.’
‘Briljant, Rooty. Wat nog meer?’
 
Vóór Rootledge kon antwoorden werd er op de deur geklopt. Een ober kwam binnen, gevolgd door drie diensters, die de lunch serveerden aan het raam met zicht op Manhattan. Het penthouse van de Epsteinn Imperial Building was een toonbeeld van stijl en elegantie. Je kon Epsteinn veel verwijten, maar slechte smaak hoorde daar niet bij. Hij vond zichzelf een behoorlijk gecultiveerde man en daar was hij fier op. De curry met kreeft en truffel was heerlijk. Een lichte, geraffineerde maaltijd.
 
‘En wat gaan we eigenlijk precies doen met al deze chemische stoffen?’ vroeg Epsteinn terwijl hij zijn mondhoeken afveegde met zijn servet.
‘We gaan ze mengen met de gedroogde bladeren van een plant die drie jaar geleden aan de monding van de Amazone ontdekt werd. Het heeft de meest ongelooflijke medische toepassingen. We zouden er allerlei ziekten mee kunnen genezen, maar we hebben die piste een tijdje geleden verlaten omdat we tot de conclusie kwamen dat de richting die we nu uitwillen tot veel lucratievere resultaten zal leiden. We hebben een product ontwikkeld dat wereldwijd honderdduizenden jobs zal creëren, dat de wereldeconomie zal veranderen, dat tot een van de meest invloedrijke industrieën aller tijden zal leiden en dat astronomische winsten gaat genereren. En jij, mijn beste Carl, zal de geschiedenis ingaan als de man die deze uitvinding aan de wereld geschonken heeft.’
Epsteinns bulderlach vulde de kamer. ‘Je bent altijd al een dromer geweest, Rooty. Ik ga ervan uit dat jij volgend jaar denkt de nobelprijs te krijgen voor je uitvinding.’
‘Ach, beste vriend, dat kan jij toch regelen.’ De twee vrienden proestten het uit.
‘Maar ik denk dat je nog niet klaar was met je verhaal.’ Epsteinn vulde de wijnglazen bij.
‘Nee, dat klopt,’ zei Rootledge. ‘Er zal nog een en ander bij komen kijken om de goedkeuring te krijgen van de Food and Drug Administration. Je weet hoe ze daar kunnen dwarsliggen over de kleinste prul. Ook daar zal je wat dollars onder tafel moeten schuiven.’
‘Niets dat een plezierreisje naar Bora Bora niet kan regelen. Lig jij van die details maar niet wakker, professor. Vertel me eerst wat er verder nog op de lijst van chemische stoffen staat.’
‘Hoe goed sta je met The Donald, Carl? We gaan hem nodig hebben.’
‘Wat verzwijg je, James?’
Epsteinn noemde zijn vriend nooit bij zijn voornaam tenzij hij op zijn zenuwen begon te werken. Rootledge begreep meteen dat hij met de waarheid over de brug moest komen.
‘Er zijn nog een aantal gevaarlijke ingrediënten.’
‘En die ga je ook mengen met de gedroogde bladeren?’
‘Ja.’
‘En dan?’
‘Dan wordt alles in een smalle, papieren koker gerold.’
‘Een papieren koker? Je houdt me voor de gek, man. Ik heb al miljoenen dollars in jouw onderzoek  geïnvesteerd. Je weet dat ik je een fantastische kerel vind, maar ben je er zeker van dat dit een succes gaat worden?’
Rootledge legde zijn rechterhand op zijn hart.
'Ik ben er duizend procent zeker van.'
‘Vertel me dan alles. Wat moeten de mensen doen met die koker en wat zit er verder nog in?’
‘Je steekt de koker in je mond, houdt er een brandende lucifer tegen en zuigt.’
‘Zuigen?’ Epsteinn keek nu pas echt geschrokken. ‘En wat zuig je dan uit die koker?’
‘Rook. Je zuigt er rook uit, en die rook zuig je in je longen en dat geeft je een zalig, rustgevend gevoel. Eigenlijk hoest je je eerst te pletter, maar later geeft het een zalig gevoel.’
‘Echt? Heb je het zelf al geprobeerd?’
‘Ik? Ben je gek? Nee, natuurlijk niet. Dat zou veel te gevaarlijk zijn. Daar heb ik proefpersonen voor, natuurlijk. Er zit ook teer in, weet je. Dat bevat zo’n tweehonderd schadelijke, kankerverwekkende stoffen. En nicotine.’
Epsteinn keek bedenkelijk. ‘Nicotine? Wat is dat?’
‘Dat is het product dat ervoor zal zorgen dat de gebruikers verslaafd geraken aan de koker. Het begint al enkele seconden na het eerste gebruik te werken. Je begrijpt wel wat ik bedoel.’
Epsteinn nam een slok van zijn wijn. ‘Ik begrijp het volledig,’ zei hij. ‘We gaan heel wat belangrijke mensen moeten overtuigen, Rooty, maar met een zwendelaar als Trump in het Witte Huis krijgen we dat zeker voor mekaar. Het is maar geld dat we er tegenaan moeten gooien. We zullen het zien als een goede investering. Ik kijk nu al uit naar de gigantische reclamecampagnes die we gaan voeren, de prachtige leugen waarin we onze koker gaan verpakken om de mensen op het verkeerde been te zetten. Heerlijk!’
‘Ik stel voor, beste Carl, dat je ook wat geld steekt in het bouwen van nieuwe ziekenhuizen. De nood aan extra gezondheidszorg zal omhoogschieten, samen met de winst.’
‘Goed idee, beste kerel. Maar mag ik je nog één ding vragen?’
‘Natuurlijk, alles.’
‘Zoek een andere naam voor je uitvinding. Koker zie ik niet zitten. Het bekt niet lekker.’
‘Zeg maar wat jij er wil van maken,’ lachte Rootledge. ‘Jij betaalt uiteindelijk de rekening. Jij mag de baby een naam geven.’
Epsteinn dacht even na. ‘Wat dacht je van… sigaret?’
‘Hmmm, sigaret. Klinkt exotisch.’
‘En nog iets. Wat heb jij in december te doen?’
‘In december? Voorlopig nog niks.’ Rootledge keek zijn vriend onderzoekend aan. ‘Wat heb je in gedachten?’
‘Oh niks bijzonders,’ glimlachte Epsteinn. ‘Een reisje naar Oslo misschien.’
 
---------

Dit verhaal werd gepubliceerd in de verhalenbundel 'Het rariteitenkabinet van Juffrouw Elsevier'. 
Meer info via www.deboekenvanclara.be

 
 

Reacties