Mijn dorp is liefde
Foto: Mohammed Salem/Reuters
Ongeveer een jaar geleden schreef ik een artikel over de
christenen in Gaza. Ik beschreef toen de vreselijke situatie van onze zusters
en broeders in het geloof, die behoren tot de parochie van de Heilige Familie
in Gaza-stad. Ik sprak mijn verontwaardiging en ongeloof uit over het
disproportionele geweld dat Israël gebruikte na de aanvallen van Hamas op de
dorpen rond de Gazastrook. Toen wist ik niet dat het ergste nog moest komen.
Vandaag is het dodentol opgelopen tot bijna 42.000 Palestijnen, waaronder zo’n
17.000 kinderen. Intussen gaat het geweld onverminderd voort, en Israël is nu ook
gestart met genadeloze bombardementen op doelwitten in Libanon. Het lijkt er
niet op dat deze nachtmerrie snel zal eindigen.
Ik wil mij niet uitlaten over de politiek, of over de internationale stilte en het gebrek aan tussenkomst vanuit de grote naties op aarde. Wat ik wél wil zeggen, is hoe oneindig gruwelijk ik het vind wat de kinderen van het Midden-Oosten wordt aangedaan. En dat brengt me bij Jezus. In de afgelopen weken volgen we in het Evangelie van zondag Jezus die Zijn leerlingen onderwijst over het belang van kinderen. We moeten meer zijn zoals kinderen, zegt Hij, want aan hen behoort het Koninkrijk Gods. Kinderen zijn onbevangen, open voor liefde en leiding, hebben vertrouwen en geen trots of arrogantie zoals wij grote mensen. Maar in de westerse samenleving slagen we er steeds minder in om de onschuld van kinderen te beschermen en behouden. Onze kinderen worden veel te jong blootgesteld aan invloeden van sociale media, pesterijen, groepsdruk, overseksualisering in onze cultuur, materialisme, en ga zo maar door. We zijn als volwassenen niet meer in staat om te zijn zoals hen. We blokkeren daardoor niet alleen voor onszelf de weg naar het Koninkrijk Gods, we ontnemen de generaties die na ons komen diezelfde kans.
Ik wil mij niet uitlaten over de politiek, of over de internationale stilte en het gebrek aan tussenkomst vanuit de grote naties op aarde. Wat ik wél wil zeggen, is hoe oneindig gruwelijk ik het vind wat de kinderen van het Midden-Oosten wordt aangedaan. En dat brengt me bij Jezus. In de afgelopen weken volgen we in het Evangelie van zondag Jezus die Zijn leerlingen onderwijst over het belang van kinderen. We moeten meer zijn zoals kinderen, zegt Hij, want aan hen behoort het Koninkrijk Gods. Kinderen zijn onbevangen, open voor liefde en leiding, hebben vertrouwen en geen trots of arrogantie zoals wij grote mensen. Maar in de westerse samenleving slagen we er steeds minder in om de onschuld van kinderen te beschermen en behouden. Onze kinderen worden veel te jong blootgesteld aan invloeden van sociale media, pesterijen, groepsdruk, overseksualisering in onze cultuur, materialisme, en ga zo maar door. We zijn als volwassenen niet meer in staat om te zijn zoals hen. We blokkeren daardoor niet alleen voor onszelf de weg naar het Koninkrijk Gods, we ontnemen de generaties die na ons komen diezelfde kans.
Wat we moeten doen is onze kinderen koesteren. En dan bedoel
ik niet alleen onze eigen biologische kinderen, maar álle kinderen. Daarom moeten we verontwaardigd en gebroken van
verdriet zijn voor de kinderen in het Midden-Oosten. Er is een mooi Engels gezegde: it takes a
village to raise a child. Wat zoveel betekent als: er is een dorp nodig
om een kind op te voeden. De tragedie is niet alleen dat er zoveel kinderen
gedood en verminkt worden, de tragedie is ook dat hun dorp, hun hele cultuur wordt
beschadigd en uitgeroeid. Onlangs las ik een prachtige tekst op Instagram,
geschreven door Haneen, een jonge Palestijnse vrouw die een hele tijd geleden met
haar ouders naar Australië vluchtte en daar met heimwee en pijn in het hart
kijkt naar alles wat in Palestina verloren gaat.
Ik denk dat jij en ik Arabieren op twee totaal verschillende manieren zien. Ik had tantes en nonkels die niet eens mijn tantes en nonkels waren. Maar ze noemden me schatje, gaven me de gekste troetelnaampjes en vroegen of ik genoeg gegeten had. Wanneer mijn ouders weg waren, zorgden ze voor mij. Voor ik ging slapen, voelde ik hun warmte als zonlicht op mij schijnen. Ze belden mijn moeder op die vroeg of mijn slaap me genoeg rust bracht, of ik het niet koud had.
Ze leerden me hoe ik mensen moest begroeten. Elke hallo had
betekenis, en elk afscheid bleef treuzelen bij de deur. Ze zeiden dingen als: ‘Moge
je weg geplaveid zijn met gemak’ en ‘Moge je nacht gevuld zijn met vrede.’Ik denk dat jij en ik Arabieren op twee totaal verschillende manieren zien. Ik had tantes en nonkels die niet eens mijn tantes en nonkels waren. Maar ze noemden me schatje, gaven me de gekste troetelnaampjes en vroegen of ik genoeg gegeten had. Wanneer mijn ouders weg waren, zorgden ze voor mij. Voor ik ging slapen, voelde ik hun warmte als zonlicht op mij schijnen. Ze belden mijn moeder op die vroeg of mijn slaap me genoeg rust bracht, of ik het niet koud had.
Het is de tederheid van hun hart die mij heeft gevormd
tot wie ik ben. Ik ben een kind van vele handen, opgetild door hun gelach en
gedragen door hun zorg. In een eenzame wereld ben ik zelden alleen. Ik wandel
met hun kracht. Mijn dorp is liefde. Ik ben opgebouwd door zachtheid, steen
voor steen.
Haneen begrijpt iets dat wij te vaak vergeten: dat wij het
dorp moeten zijn voor elkaar en voor anderen. Wij, christenen, moeten de tantes
en nonkels zijn voor onze medemens. Misschien zullen we dan het Koninkrijk Gods
mogen binnengaan. We hebben het vandaag in de kerk gezongen, en het sluit
volledig aan bij wat Haneen schrijft: Zingt voor de liefde die ons bindt,
die in ons hoofd haar woning vindt, die in ons hart haar rijk begint, alleluia,
alleluia.
Reacties
Een reactie posten