Aspelare

_
Het was een maandagnamiddag in september toen mijn vader mij kwam halen om naar Aspelare te rijden. We hadden er een halve dag voor uitgetrokken en mijn zus, die ook mee ging, had zelfs verlof genomen. De rit zou twee uur duren, zei hij, maar onderweg bleek al snel dat we een half uur te vroeg op onze afspraak zouden arriveren.
Aspelare ligt in Oost-Vlaanderen, dichter bij Ninove dan bij Zottegem. Ik was er nog nooit geweest. Mijn vader wel en dat was precies de reden waarom we er naartoe gingen. Om herinneringen op te halen, in de hoop daarmee de cirkel van zijn leven wat ronder te maken.
In september 1945, vlak na de oorlog, was mijn vader, Walter, tien jaar oud. Hij was de oudste van vier kinderen en woonde samen met zijn hoogzwangere moeder, broer en zus in bij zijn grootouders.
Zijn moeder was afkomstig van Wondelgem, bij Gent, maar was na haar huwelijk in Berchem komen wonen. Ze wilde terug naar haar geboortedorp en trok, samen met haar kinderen, in bij haar oom en zijn gezin. Al snel bleek dat het huis veel te klein was voor zoveel groot en klein volk. Er moest naar een alternatieve oplossing gezocht worden.
Een tante van mijn vader had een dochtertje dat school liep in het Regina-Caelilyceum in Dilbeek. Via de non die les gaf aan haar dochter had die tante een oproep gedaan bij de ouders van de leerlingen in de hoop een pleeggezin te vinden dat ertoe bereid was een kind tijdelijk op te vangen. Daar kwam onmiddellijk reactie op. De weduwe Van Ongeval uit Aspelare stelde zich kandidaat om de jonge Walter voor minstens een jaar in huis te nemen. Haar man zaliger was pachter geweest en had haar heel wat grond nagelaten. Op die manier slaagde ze er behoorlijk in om haar drie dochters, José, Simone en Henriette (Jet) op te voeden en ze vond dat er nog plaats over was voor een extra ziel. Dat ene jaar bij de familie Van Ongeval is er uiteindelijk twee geworden.

Het was Simone die opendeed. Voorovergebogen en leunend op haar stok stond ze in het deurgat te glunderen. Ze zag er veel ouder uit dan ik had verwacht en straalde een kwetsbaarheid uit waarop ik niet was voorbereid. Dat we te vroeg waren vond ze helemaal niet erg, zei ze, en ze riep over haar schouder de gang in: ‘José, onze Walter is hier!’ Toen ik haar een hand gaf, voelde ik mij meteen schuldig dat ik zo hard geknepen had.
José, met haar tweeëntachtig jaar de oudste van de zusters Van Ongeval, kwam ons tegemoet en begroette ons allemaal hartelijk. Ze leidde ons de woonkamer binnen, waar alles in gereedheid gebracht was voor ons bezoek. Mijn vader was een maand eerder al eens op verkenning gekomen en had meteen een nieuwe afspraak gemaakt om met zijn eigen dochters terug te keren.
In een mum van tijd zaten we met dertien mensen rond de tafel. Geraardbergse mattetaarten, hete koffie en een levendig, driedimensionaal puzzelstuk uit mijn vaders verleden. José en Simone hebben heel hun leven samen in hun ouderlijk huis gewoond en met een beetje genade mogen ze er ook sterven. Jet heeft aan haar huwelijk drie kinderen en zes kleinkinderen overgehouden. Zij was met een deel van hen ook present. Tot ieders verbazing konden we het quasi ogenblikkelijk met elkaar vinden. Alsof onze gedeelde geschiedenis een verwantschap had gekweekt die tijd en ruimte oversteeg.

Simone haalde een zwart-witfoto boven. Ze had er hard naar gezocht. Er stond een blonde, verlegen jongen op. Ik herkende hem meteen van de twee, drie andere oude foto’s die ik vroeger van mijn vader al had gezien. Hij droeg een keurig pakje, een vest en korte broek. Zijn dikke wollen kousen had hij, zoals het toen hoorde, tot onder zijn knieën opgetrokken en ook al kon ik de kleur van zijn schoenen niet zien, had ik het vermoeden dat ze bruin moeten geweest zijn.
‘Die foto is hier vlak naast het huis getrokken,’ zei Simone en het vergde me enige moeite om mijn emoties te verbergen. De tienjarige jongen die mijn vader ooit was, het kind dat ik nooit zal ontmoeten, liep door de gangen van dit huis, speelde in deze tuin en rende door de velden van dit dorp met jonge meisjes die nu oude vrouwen zijn.

Het afscheid ging gepaard met de belofte van een nieuw bezoek. Ilse, de dochter van Jet, zei dat we op Facebook voortaan contact kunnen houden. José en Simone wuifden ons uit aan de voordeur. We reden de straat uit en passeerden het schooltje waar mijn vader ooit de schoolbanken deelde met andere kinderen van deze Oost-Vlaamse gemeente.

Natuurlijk ben ik dankbaar voor deze ontmoeting en voor de warmte waarmee mijn vader, zus en ik ontvangen werden. Maar veel meer nog ben ik dankbaar voor de generositeit waarmee José, Simone, Jet en vooral hun moeder vierenzestig jaar geleden geheel belangenloos een kind hebben opgevangen dat hun vriendschap en liefde nodig had. Ze hebben een stukje van zichzelf gegeven dat mijn vader na al die jaren nog steed in zich draagt. En dat schept een band. Blijkt nu dat ik familie heb in Aspelare.
_

Reacties

  1. Clara, wat een hartverwarmend verhaal. Zelf hebben we jarenlang contact gehouden met een RAF-piloot die ooit bij mijn grootouders ondergedoken leefde. Helaas is de man er niet meer, maar zijn kinderen en kleinkinderen houden nog contact. Groetjes, Michèle

    BeantwoordenVerwijderen
  2. ik heb weinig inlevingsvermogen nodig om te zien, te begrijpen, te ervaren, te beleven- doorleven, wat in jou, Claire, qua gevoelens is rondgedwaald...Ode aan het leven, een jongensleven dat mee bepaald werd door de richting die hem liefdevol werd aangegeven...

    BeantwoordenVerwijderen
  3. Beste Clara,

    Er zijn mensen die hun dankbaarheid uitsluitend bewijzen door naar een begrafenis te gaan. Anderen tonen hun dankbaarheid tijdens hun leven.

    Ik heb dat kleine blonde verlegen 'manneke' gekend als een grote meneer een echte 'officer and a gentleman'
    Wees er fier op!

    BeantwoordenVerwijderen
  4. wel wel....dat wist ik dus allemaal niet...van nonkel Walter...de tranen hebben weeral over mijn wangen gelopen..zo ben ik nu éénmaal...claireke ...je kan geweldig schrijven..

    BeantwoordenVerwijderen
  5. Dag Claire,
    Ja, ook ik heb een traan weggepinkt bij het lezen van jouw wedervaren in ons huis. En ik kan het niet laten jouw verhaal even aan te vullen en hier en daar iets recht te trekken.
    Mijn grootmoeder, die jouw vader 2 jaar heeft opgevangen als haar eigen zoon, had het niet zo breed als jij blijkbaar denkt. Ze is haar man inderdaad op jong leeftijd verloren en is achtergebleven met 2 meisjes, eentje van 3 en eentje van 2 en nét zwanger van nummer 3, mijn moeder. Ze was echter niet helemaal die welgestelde weduwe die jij beschrijft. Toen mijn grootouders huwden, was de rijke kostersfamilie van mijn grootvader erg gekant tegen het huwelijk want mijn grootmoeder was "niet goed genoeg". Toen mijn grootvader onverwacht stierf, hebben ze er alles aan gedaan om het mijn grootmoeder zo moeilijk mogelijk te maken. Ze waren in die tijd nog wettelijk verplicht om een familieraad of voogdijraad samen te stellen om te zorgen voor de nakomelingen. Ze hebben er toen niks beter op gevonden dan het geld dat ze beschikbaar moesten maken voor de opvoeding van de kinderen, op een bankrekening te blokkeren tot ze 18 jaar werden. Ze gaven dus wel, maar mijn grootmoeder kon er niet bij. Ze heeft daarom al die jaren, inclusief de oorlogsjaren toen jouw vader daar was, moeten overleven op de verkoop van jenever en kolen. Een alleenstaande weduwe met 3 kleine dochters... En weet dan ook dat jouw vader niet de enige was die daar een onderdak heeft gekregen tijdens de oorlog. Er is ook een Nederlands gezin van vluchtelingen (ze waren met 5!) opgevangen. En als mensen uit het dorp bij haar kwamen bedelen om wat geld of brood, gaf ze nog alles wat ze had.
    Dit moest ik even kwijt want het verhaal was anders in mijn ogen niet "af"...
    Groetjes van jouw familie in aspelare :-)

    BeantwoordenVerwijderen
  6. Marc Vanderschuren4 oktober 2014 om 10:06

    Mooi verhaal. Niet omwille van statistieken van gruwelijk leed en onmogelijk voor te stellen aantallen slachtoffers, maar als herinnering aan een diepmenselijkheid die niet zozeer een bewuste keuze dan wel een fundamentele vanzelfsprekendheid was. Naast de heroïsche verslagen van generaals en andere bommenwerpers verdienen dergelijke verhalen een op zijn minst even prominente plaats in de geschiedenisboeken. Vind ik persoonlijk toch.
    Groeten van een gewezen buur en familie van Simonne, Josée en Jet.

    BeantwoordenVerwijderen

Een reactie posten